Bij de meeste mensen ontstaan vriendschappen per toeval. Je komt iemand tegen waar het spontaan mee ‘klikt’. Er zijn raakvlakken en men voelt zich tot de ander aangetrokken.
Een vriendschap aangaan en onderhouden vraagt om sociale vaardigheden. De eerste fase van een vriendschap bestaat gewoonlijk uit oppervlakkige praatjes en in een later stadium is er een vertrouwen opgebouwd en worden intieme dingen bespreekbaar. Het sociale ‘verkeer’ wordt voor mensen met autisme anders waargenomen en is vergelijkbaar met een jungle zonder structuur, duidelijkheid en regels.
Ondanks de sociale onhandigheid is de behoefte om ‘erbij te horen’ er wel degelijk en wordt er contact gemaakt met anderen. Maar omdat de nuances van sociale situaties niet altijd even goed begrepen worden, komt het nog wel eens voor dat mensen met autisme in het aangaan van contacten de plank volledig misslaan en onbedoeld onbeleefd of onhandig overkomen.
Sociale regels als samen delen, samen dingen doen en opkomen voor elkaar zijn niet altijd duidelijk. De manier van contact zoeken kan door de ander als opdringerig ervaren worden of saai als er steeds over hetzelfde gesproken wordt of steeds hetzelfde spel gespeeld moet worden.
Een echte vriend kan voor een kind met autisme iemand zijn waar het een keertje leuk contact mee heeft gehad. Of het kind verwacht van de vriend dat deze alleen met hem of haar speelt en dus niet met anderen. Sommige kinderen spelen liever met jongere kinderen of zoeken juist contact bij volwassenen.
Behoefte aan vriendschap
Als een kind zich afzondert van de groep, kan dat door buitenstaanders nog wel eens sneu gevonden worden. Het hoeft echter niet altijd zo te zijn dat het afgezonderde kind zich op dat moment daar ongelukkig door voelt. Maar of er nu wel of niet behoefte aan contact is, vriendschap is nodig voor een goede sociale en emotionele ontwikkeling.
Daarnaast is vriendschap goed voor het zelfbeeld en het verlaagt het risico om gepest te worden. Bovendien zijn vriendschappen grondleggers van het hebben en onderhouden van een relatie met een partner op volwassen leeftijd. Het is daarom goed om een kind te helpen een sociaal netwerk op te bouwen en ervoor te zorgen dat het kind uit een (dreigend) sociaal isolement gehaald wordt.
Zoek bijvoorbeeld naar kinderen die bij het kind en de interesses van het kind passen. Die vind je bijvoorbeeld bij bepaalde clubs of verenigingen.
Vriendschap op school
Het is belangrijk voor kinderen met autisme dat ze leren sociaal te overleven zonder dat ze gedwongen vriendschappen moeten aangaan met leeftijdgenoten op school. Naast het aanmoedigen van sociale contacten met klasgenoten is het ook minstens zo belangrijk dat het kind leert grenzen te stellen en kan zeggen dat het liever even alleen speelt en met rust gelaten wil worden.
De meeste kinderen overleven schooltijd wel door het gedrag van klasgenoten te kopiëren. Dat is vaak al genoeg om ‘erbij te horen’. Soms helpt het als een klas weet dat een kind zit met een bepaalde eigenaardigheid. Sommigen geven tekst en uitleg met behulp van een spreekbeurt.
Openheid wekt in veel gevallen sympathie en begrip op. Maar als het kind op het voortgezet onderwijs zit, ligt dat weer heel anders. Een wat ouder kind zal niet graag het risico lopen om gezien en bestempeld te worden als de ‘autist’ van de klas of de school.
Vriendschap stimuleren
Als een kind 3 jaar oud is, begint de interesse voor het samen spelen. Kinderen met autisme lijken die interesse minder en vaak niet of nauwelijks te hebben.
Met het spelen worden de sociale vaardigheden geoefend. Op de crèche en op school wordt hier dagelijks aandacht aan besteed. Speelgoed kan uitdagen tot samenspel, maar een kind moet er wel zelf aan toe zijn. Je kunt het samen spelen stimuleren door zelf met het kind (met het speelgoed) mee te spelen en spelsuggesties te doen.
Zo kun je bijvoorbeeld het kind stimuleren om samen een toren te bouwen of samen een tekening te maken. Op die manier leer je het kind spelenderwijs sociale vaardigheden aan.
Het kan langere tijd in beslag nemen en bij elke vooruitgang zul je het kind complimenten moeten geven om het verder hierin aan te moedigen. Daarnaast kun je ook regelmatig vriendjes uitnodigen om het samenspelen te stimuleren.
Kinderen tussen de 6 en 9 jaar kun je sociale omgangsvormen aanleren. Leer je kind bijvoorbeeld afspraken te maken en na te komen. Leer het kind zijn grenzen aan te geven, complimenten geven en ontvangen, naar anderen te luisteren, omgaan met kritiek en compromissen sluiten.
Voor deze leeftijdsgroep kun je daarbij gebruik maken van boekjes met verschillende thema’s maar je kunt ook samen tekeningen maken met een onderwerp of een spelletje doen met poppen (of de poppenkast).
Voor een kind tussen 9 en 13 jaar worden vriendschappen belangrijker. In clubs en verengingen zal het kind sneller contact maken met kinderen die dezelfde interesses delen.
Dat kan op het gebied van sport zijn maar er zijn ook andere clubs, bijvoorbeeld scouting, de kerk of tekenclubs. In de grotere steden worden regelmatig activiteiten voor kinderen met autisme georganiseerd. Kinderen vanaf 13 jaar zullen niet zoveel thuis praten over het wel of niet hebben van vrienden.
Op deze leeftijd willen zij zich ook nog wel eens graag afzonderen en in hun eentje bijvoorbeeld televisie kijken of naar muziek luisteren. Blijf het kind stimuleren in sociale activiteiten. Laat het een sportclub bezoeken of een buurthuis.
Het internet is voor deze groep een vertrouwd terrein waar ze chatten en online contact zoeken met anderen. Als ouder is het overigens belangrijk voldoende kennis te hebben van het internet om de juiste en duidelijke regels voor het internetgebruik op te stellen en de naleving ervan te controleren. Voor volwassenen met autisme kunnen sociale vaardigheidstrainingen helpen om het gedragsrepertoire te verbreden. Er worden ook regelmatig cursussen of workshops gegeven met de onderwerpen: vrienden, relaties en seksualiteit voor mensen met een autisme spectrum stoornis via diverse instanties die zich inzetten voor mensen met een beperking of autisme.